23-04-2015

Nu Europa zich buigt over de crisis van de bootvluchtelingen, heb ik in de Kamer tijdens het debat daarover ook gepleit voor een grotere bijdrage van ons land. We mogen immers niet wegkijken.

Niemand blijft onbewogen bij de dramatische gebeurtenissen die zich dagdagelijks in de Middellandse Zee afspelen. Dergelijke drama’s zijn niet nieuw maar recent is de stroom aan mensen die de gevaarlijke overtocht in gammele bootjes wagen vanuit Noord-Afrika enorm toegenomen. In de eerste plaats moeten wij ons dan buigen over de oorzaken van die mensenstromen. Dit is zowat de moeilijkste taak, en een opdracht die wij als land niet alleen kunnen oplossen. Dit vraagt een Europese en mondiale aanpak van de problematiek van conflicten, economische ongelijkheid en dictatoriale, corrupte regimes.

Op internationaal vlak splitst deze aanpak zich op in twee grote pijlers die inzetten op een beleid op lange termijn: via Ontwikkelingssamenwerking en via aanpak conflictsituaties.

Indien we de oorzaken willen aanpakken, is het dan ook belangrijk om niet verder te besparen op Ontwikkelingssamenwerking.

Inzake aanpak conflictsituaties moet er meer ingezet worden op conflictpreventie, maar ook op post-conflictbeheersing  om het land weer te stabiliseren.

Indien er toch vluchtelingenstromen op gang komen (zoals nu het geval is) kan de EU meewerken aan een voldoende opvang in vluchtelingenkampen in de regio zodat de betrokkenen kunnen rekenen op een minimum aan basisvoorzieningen.

Maar er zullen altijd mensen zijn die ondanks alles de oversteek wagen. In dat geval moet de EU ook daar haar verantwoordelijkheid nemen. Dit kan onder andere door reddingsoperaties (vb. versterken en uitbreiden van Triton en Poseidon) te intensifiëren of her op te starten. Het argument dat mensensmokkelaars en -handelaars hiervan profiteren mag geen reden zijn om geen mensenlevens te redden.

Het is ook belangrijk dat de Afrikaanse Unie een partner wordt van de EU om de problematiek van bootvluchtelingen aan te pakken.

Dat er op internationaal vlak ingezet dient te worden op een totaalaanpak is dan ook duidelijk. En hierbij is meer samenwerking en coördinatie binnen de EU absoluut noodzakelijk.

Maar ons land kan zelf ook iets betekenen. De regering heeft te kennen gegeven dat zij haar steun verleent aan de uitwerking van de concrete 10-punten aanpak die door de Europese Unie wordt vooropgesteld. Voor de opvang van vluchtelingen wordt de Belgische bijdrage in het hervestigingsprogramma met ongeveer 250 extra plaatsen opgetrokken. Dit is alvast een verdubbeling van het huidige aantal.

De regering stelt ook personele hulp ter beschikking van de grenslidstaten om hen bij te staan in de verwerking van asielaanvragen. Ons land moet inderdaad de lidstaten die zwaar getroffen worden door deze crisis bijstaan op het vlak van de verwerking van asielaanvragen.

Maar ons land kan ook meer doen. Naast de opvang van vluchtelingen die nu al georganiseerd wordt, voorziet Europa de mogelijkheid van de humanitaire visa. Via de humanitaire visa kan de lidstaat zelf bepalen welke mensen een visum voor verblijf in ons land kunnen verkrijgen. Vaak gaat het dan om mensen die niet voldoen aan de geldende regels voor verblijf zoals de voorwaarden voor gezinshereniging.

Concreet gaat het bijvoorbeeld om de Syrische vrouw die hier een regularisatie om medische redenen heeft bekomen en niet kan werken. Daardoor voldoet zij niet aan de voorwaarde voor regelmatige en voldoende bestaansmiddelen om haar man te laten overkomen. Of de vrouw die erkend werd als vluchteling in ons land, maar in het kader van de gezinshereniging haar broer of zus niet kan laten overkomen ook al hebben zij voldoende bestaansmiddelen om hun familieleden ten laste te nemen.

De toekenning van humanitaire visa wordt door Duitsland vrij uitvoerig toegepast. Vorig jaar kende Duitsland zo’n 5.000 visa om humanitaire redenen toe. Ons land kende 24 humanitaire visa toe. Ik heb tijdens het debat daarover in de Kamer de regering  gevraagd ook op dit vlak meer inspanningen te leveren.