13-02-2014

Tijdens de plenaire zitting van 13 februari werd de vreemdelingenwet voor EU-burgers versoepeld onder invloed van Europese regelgeving. Gezinshereniging met EU-burgers wordt makkelijker en het wordt moeilijker om de verblijfsvergunning van EU-ers af te nemen die langdurig van onze sociale zekerheid genieten. Ik ben tevreden dat men eindelijk werk maakt van een Europees asiel- en migratiebeleid. Ik betreur echter dat deze maatregel problematisch kan zijn voor lidstaten met een zeer uitgebreide sociale bescherming. Een meer eengemaakt migratiebeleid kan niet zonder een meer eengemaakt sociaal beleid.

Het voorliggend ontwerp was het resultaat van de interpretatie van de richtlijn door de commissie of betreft wijzigingen na rechtspraak van het Europees Hof van Justitie of het Europees Hof van de Rechten van de Mens.

Het belangrijke hierbij is dat vooral een Europees asiel- en migratiebeleid op die manier meer vorm krijgt. Aan de andere kant blijft de zwakke schakel in het geheel nog steeds de uitwerking van een sociaal Europa. We voeren hier nu wel een proportionaliteitstoets waardoor EU-onderdanen die een onredelijke belasting vormen voor het sociale bijstandsstelsel niet zomaar het land kunnen uitgezet worden, maar waarbij DVZ zich er voortaan steeds zal moeten van vergewissen of die toestand van belasting niet tijdelijk is, de duur van het verblijf in het Rijk, de persoonlijke situatie van de EU-burger in rekening brengen en het bedrag van de uitgekeerde steun. Bij de beslissing om een einde te stellen aan het verblijf, moet rekening gehouden worden met de duur van het verblijf van de betrokkene, diens leeftijd, gezondheidstoestand, gezins- en economische situatie, sociale en culturele integratie in het Rijk en de mate waarin hij bindingen heeft met zijn land van oorsprong.

Dit kan problematisch zijn voor de lidstaten die een zeer uitgebreide sociale bescherming bieden, vandaar ook de pleidooi om ook werk te maken van een sociaal Europa, waarbij er ook een optrekken van de sociale bescherming in andere lidstaten moet worden bewerkstelligt.

Wat betreft de uitbreiding van de notie van het kerngezin voor EU-onderdanen die gebruik maken van het de richtlijn vrij verkeer en de gevolgen hiervoor voor de regels inzake gezinshereniging, blijft de voorgestelde wijziging van het ontwerp toch voor verwarring zorgen. Ook in commissie hebben we uitgebreid over dit aspect gesproken. Zo zal de EU-burger zich voortaan kunnen laten vergezellen door zijn partner die niet zijn echtgenoot is of waarmee hij geen geregistreerd partnerschap heeft.

Dit is niet onbelangrijk want het artikel 40bis stelt heel strikte voorwaarden vast die moeten voldaan worden om aan te tonen dat de partner waarmee men een geregistreerd partnerschap heeft effectief ook een duurzame relatie heeft met deze EU-burger. Dit kan bvb door aan te tonen dat men reeds voordien in een ander land meer dan een jaar heeft samengewoond.

Het art. 26 van het ontwerp stelt dat alle voorwaarden van artikel 40bis ook gelden voor de familieleden die bedoeld worden in het nieuwe artikel 47/2 Vw. We denken dan dat ook die voorwaarden om de duurzame relatie ook voor deze mensen zal gelden. Nochtans zegt het artikel 27 van het ontwerp dat “Het duurzame karakter van de relatie mag met elk passend middel worden bewezen.”

Wij vrezen dat u hier de deur openzet voor misbruiken en in de commissie zei u dat u dit zal verduidelijken met een circulaire, maar ook hier vrezen wij dat dit niet zal volstaan om een sluitende regeling te hebben. Bovendien zijn alle middelen die we reeds in het leven hadden geroepen in de strijd tegen de schijnhuwelijken en schijn-samenwoonst opnieuw ondergraven. Wij hopen alvast dat u dit snel kan uitklaren en een sluitende regeling kan uitwerken voor deze nieuwe vorm van gezinshereniging.

Hier kan u het artikel uit de GVA terugvinden