Soedan: “Waar we voor waarschuwden, is helaas gebeurd.”

20-12-2017

20-12-2017

CD&V-Kamerlid Nahima Lanjri is teleurgesteld dat er niet geluisterd werd naar haar waarschuwingen om zeer voorzichtig om te springen met de samenwerking met het regime van Soedan en diens identificatiemissie. “Waar we voor waarschuwden, is helaas gebeurd.”, zegt Lanjri. Vandaag raakte bekend dat een aantal teruggestuurde Soedanezen slachtoffer werden van slagen en foltering. "De mensenrechten, ook bij terugkeer, moeten te allen tijde gewaarborgd worden. We moeten vaststellen dat er te weinig toezicht was op de identificatiemissie en dat er onvoldoende garanties waren dat mensen geen risico zouden lopen op foltering of onmenselijke behandeling. Zolang er hierop een risico bestaat en we geen absolute zekerheid hebben, kunnen we onder geen énkel beding mensen terugsturen. Het terugsturen van Soedanezen moet opgeschort worden zolang hier geen duidelijkheid over is.", aldus Lanjri.

Nadat het nieuws over de Soedanese identificatiemissie destijds bekend werd, trok Lanjri meteen aan de alarmbel. Tijdens het actualiteitsdebat over de kwestie vroeg het CD&V-parlementslid garanties dat zij die teruggestuurd konden worden geen enkel risico liepen op foltering. œ"Er werd toen geantwoord dat de internationale rechtsregels, zoals artikel 3 van het EVRM en het non-refoulementprincipe, gerespecteerd zouden worden. Vandaag moeten we daar serieuze vraagtekens bij plaatsen. CD&V vraagt een opschorting van de huidige repatriëringen naar Soedan totdat er volledige zekerheid is dat mensen niet gefolterd worden.", aldus Lanjri.

De CD&V-politica herhaalt dat een efficiënt terugkeerbeleid het sluitstuk is van elk humaan maar correct asiel- en migratiebeleid. "Voor personen die geen geldige verblijfspapieren hebben, en geen aanstalten maken om hun verblijf hier in orde te brengen, is terugkeer de enige mogelijke oplossing. Vrijwillig als het kan, gedwongen als het moet. Daar zijn we het allen over eens. Samenwerking met landen van herkomst om de betrokkenen te identificeren is hierbij noodzakelijk, en gebeurt dus ook. Dit moet echter wel op een correcte manier gebeuren met respect voor mensenrechten. Om de betrokkene zelf en zijn eventuele verwanten in het land van herkomst niet nodeloos in gevaar te brengen, kan identificatie ook maar de allerlaatste stap zijn voor terugkeer.", licht Lanjri toe.

Lanjri benadrukt dat het terugkeerbeleid steeds een delicate evenwichtsoefening is, waarvan de concrete uitvoering behoort tot de bevoegdheid van staatssecretaris. Daarover wordt niet beslist in de regering. "Om dubieuze samenwerkingen te vermijden, moeten we eerst en vooral blijven inzetten op goede informatiecampagnes die de betrokkenen duidelijk de verschillende opties op bescherming in ons land schetsen. Deze campagnes moeten in elke fase van verblijf in ons land gevoerd worden, ook nog wanneer de betrokkenen in een gesloten centrum zitten én ook wanneer zij geen asiel aanvragen. Deze inspanningen moeten verhoogd worden, hier moet absoluut meer op ingezet worden.", aldus Lanjri. Ze besluit: "De effectieve repatriëring moet steeds in overeenstemming zijn met art. 3 EVRM. We moeten volledig zeker zijn of de betrokkene geen reëel risico loopt op foltering of onmenselijke en vernederende behandeling. Zolang die kans bestaat, kunnen we niemand terugsturen. Elke individuele beslissing moet grondig gemotiveerd worden.". Ze herhaalt dat een dergelijke identificatiemissie uit Soedan niet voor herhaling vatbaar is.