Andere therapieën moeten ook kansen krijgen

05-12-2014

05-12-2014

Voor de gespecialiseerde website MediQuality schreef ik een vrije tribune over therapieën voor de behandeling van chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS). Ik stelde daarover onlangs een vraag aan de minister van Volksgezondheid.

 

Mijn vrije tribune:

De diagnosestelling en behandeling van patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom staat al vele jaren op de politieke agenda en beroert vaak de publieke opinie.

In het verleden werden in de commissie Volksgezondheid van het federale parlement hoorzittingen gehouden met onder meer artsen en patiëntenverenigingen.  Er is echter geen eensgezindheid over de wijze waarop artsen een diagnose kunnen stellen en over het al dan niet noodzakelijk zijn van het benoemen van de ziekte met de term “CVS” of over de behandeling.

Mijn collega-Volksvertegenwoordiger Nathalie Muylle heeft de minister van Volksgezondheid meerdere malen ondervraagd over de werking, financiering en efficiëntie van de behandeling in de in 2002 opgerichte “referentiecentra” voor diagnose én behandeling.  Studies van het RIZIV en het Kenniscentrum in 2004, 2006 en 2008 (samen het Hoge Gezondheidsraad) waren immers niet positief : er is een wetenschappelijke zekerheid dat cognitieve gedragstherapie en graduele oefentherapie de CVS-klachten kunnen verminderen en het functioneren van de patiënten kunnen verbeteren. De behandelingen zijn echter niet onder alle omstandigheden even effectief en omdat de meerwaarde van het gecombineerd aanbieden van beide vormen van therapie niet is aangetoond, zijn de bestaande overeenkomsten met de referentiecentra in 2011 stopgezet. In onze ogen een terechte, noodzakelijke beslissing.
In juni 2014 diende ze nog een resolutie in, waarin ze pleitte voor het uitwerken van een richtlijn, om te komen tot standaardisatie en kwaliteitsbewaking van de diagnose en behandeling. De opvolging en bewaking van de diagnosestelling zou gebeuren door een multidisciplinair team met een 2-jaarlijkse evaluatie van de nieuwe diagnosecentra.

Wij hebben steeds geijverd voor het inzetten van het budget op de terugbetaling van individuele en multidisciplinaire behandelingen.

In het nieuwe beleid (Riziv-overeenkomsten opgestart op 1/09/2014), verwijzen  “diagnosecentra” bepaalde patiënten door naar een cognitieve gedragstherapeut. Deze therapeuten dienen vooraf erkend te zijn door het Riziv, opdat de patiënt een terugbetaling kan krijgen voor maximaal 17 individuele sessies. Andere therapieën, zoals bijvoorbeeld systeem- of gezinstherapie worden niet door het Riziv erkend, en kunnen niet terugbetaald worden.

Vanuit medisch-wetenschappelijk oogpunt blijft men de cognitieve gedragstherapie als voorkeursbehandeling zien, omdat er momenteel geen bewijzen zijn dat andere therapieën /stromingen even goed of beter zijn.

Ik begrijp dan ook de keuze van het Riziv, die het beperkte beschikbare budget inzet op de meest efficiënte manier. Dit neemt niet weg dat onderzoek naar andere behandelingen verder moet gaan en verschillende therapievormen met elkaar vergeleken moeten worden. Het opstarten van een beperkt pilootproject voor CVS-patiënten die behandeld worden met een andere (niet cognitieve gedragstherapie) therapievorm, kan interessante resultaten opleveren.

Daarom stelde ik aan minister De Block de vraag of zij enerzijds bereid was om een proefproject op te starten, waarbij CVS patiënten doorverwezen worden naar cognitieve systeemtherapeuten, zodat een vergelijking tussen effectiviteit van behandelingen kan gemaakt worden, en anderzijds wanneer de werking van de diagnosecentra en de effectiviteit van de behandeling op individuele basis door cognitieve gedragstherapeuten geëvalueerd zal worden. Op basis van deze uitkomst is het misschien wenselijk om de riziv-overeenkomsten bijvoorbeeld uit te breiden met, of vervangen te worden door andere therapievormen.

Het antwoord van minister De Block is enigszins bemoedigend: ze stelt dat de cvs-problematiek met open vizier bekeken zal worden, en dat de nieuwe overeenkomst momenteel ter discussie staat en op korte termijn geëvalueerd zal worden.  Indien er iets anders overwogen wordt, moet het in elk geval een methode zijn die evidence-based haar werkzaamheid heeft aangetoond. Omdat er te weinig wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar de behandeling van cvs met bijv. de oplossingsgerichte cognitieve systeemtherapie, kan er dus geen proefproject worden opgestart.

Ik ben eveneens van mening dat de resultaten wetenschappelijk aangetoond moeten worden, maar betreur dat men in een vicieuze cirkel belandt. Ik roep de minister op om andere therapievormen een kans te geven  en hoop dat er wetenschappelijke onderzoeken opgestart worden naar de werkzaamheid van andere therapieën.

 

De vraag aan de minister en haar antwoord kan je hier terugvinden op de pagina's 48-51.