Samen de strijd tegen pesten op het werk opdrijven

24-05-2011

24-05-2011

Samen met Cathérine Fonck heb ik een resolutie ingediend over de opvoering van de strijd tegen psychosociale druk en pesten op het werk.

De Belgische wetgeving is op Europees vlak één van de meest ontwikkelde wat de middelen betreft die ter beschikking staan van de slachtoffers van pesten op het werk. Ze werd in 2002 via de wet van 4 augustus1996 op het welzijn van de werknemers ingevoerd. Na een eerste evaluatie werden aan de reglementering een aantal wijzigingen aangebracht via de wet van 10 januari 2007 en het koninklijk besluit van 17 mei 2007. Die wijzigingen hadden tot doel de klemtoon meer op de preventie te leggen en de interne procedure te verbeteren, onder andere door de rechtspositie van de vertrouwenspersoon te versterken.

Deze aanpassing was nodig. Dit bleek onder andere uit een Europees onderzoek van 2005 (EWCS 2005) waaruit bleek dat België niet goed scoorde op psychsociale druk en "pesten op het werk", indien men de gegevens vergeleek met de andere onderzochte landen.

 

EU 27

EU 15

België

Italië

Finland

Dreiging van fysiek geweld

6,0 %

6,3 %

8,3 %

1,4 %

12,5 %

Fysiek geweld van collega’s

1,8 %

2,1 %

3,4 %

0,8 %

1,5 %

Fysiek geweld van anderen

4,3 %

4,6 %

5,2 %

1,0 %

7,1 %

Pesten

5,1 %

5,4 %

8,5 %

2,3 %

17,2 %

Ongewenst seksueel gedrag

1,8 %

1,7 %

1,9 %

0,9 %

2,1 %

Leeftijdsdiscriminatie

2,7 %

2,6 %

2,9 %

2,6 %

3,5 %

Een wet is echter nooit perfect. Daarom dat er een tweede evaluatie nodig was. Bijgevolg heeft de minister van Werk een studie besteld en hoorzittingen gehouden. Uit die verschillende evaluaties blijkt dat de verschillende actoren de wetgeving over het algemeen positief vinden en dat de wijzigingen aan de wetgeving in 2007 verbeteringen zijn. Er werden echter ook moeilijkheden vastgesteld waaronder:

1) de noodzaak om beter het onderscheid te maken tussen de formele en de informele procedure, waarbij die laatste meer kans op succes biedt;

2) het belang te voorzien in de mogelijkheid om de vertrouwenspersoon te ontmoeten, als de werknemer tijdens het werk wordt geconfronteerd met psychosociale druk die geen daad is van geweld, pesterijen of seksuele intimidatie op het werk

3) de moeilijkheid voor de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk om onafhankelijk te blijven, gelet op het huidige tariferingsregeling;

4) de moeilijkheid om de naleving van het beroepsgeheim te combineren met de noodzaak om informatie mee te delen, zodat doeltreffende acties mogelijk
worden;

5) de behoefte om de inspectiediensten te versterken.

Uitgaande van deze opmerkingen werd een nieuw wetsvoorstel ingediend door mij en kamerlid Fonck.

Daarnaast hebben we via dit voorstel tot resolutie en de opmerkingen van de  commissie in het achterhoofd enkele aanbevelingen overgemaakt aan de regering

1. beter rekening te houden met de door het werk veroorzaakte psychosociale belasting omdat:

a. het begrip “pesterijen” te beperkt is;

b. een werknemer die zich in een situatie van onbe-
hagen en psychosociale overlast bevindt, zonder dat het
daarbij om echte pesterijen gaat, zich tot aangepaste
preventiestructuren moet kunnen wenden;

2. de preventie aan te moedigen en de werkgevers ertoe aan te sporen gedragscodes uit te werken met eenvoudige regels, met de bedoeling de betrekkingen binnen de onderneming te verbeteren;

3. psychosociale overbelasting te voorkomen en meer informatie te verstrekken;

4. de rol van de vertrouwenspersonen te versterken en voor die personen verplichte opleidingen te organiseren;

5. de uitwisselingen van inlichtingen tussen de verschillende veldwerkers, zoals de arbeidsinspecteurs en de gerechtelijke actoren, te verduidelijken en te versterken;

6. het koninklijk besluit van 17 mei 2007 betreffende de voorkoming van psychosociale belasting veroorzaakt door het werk, waaronder geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk te wijzingen teneinde de termijn waarin de preventiediensten de formele klachten moeten behandelen terug te brengen tot drie maanden;

7. de financiering van de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk te herzien en zich daarbij te baseren op eensdeels het onderzoek van de Universiteit van Luik en anderdeels op de volgende beginselen:
a. de bijdrageregeling van de ondernemingen zou moeten kunnen worden gecentraliseerd bij de overheidsdiensten, wat de mogelijkheid zou bieden in de
verdeling van de uitgaven van de sectoren rekening te houden met de behoeften van de kmo’s en, ondermeer, gerichte preventiecampagnes te organiseren en de onafhankelijkheid van de diensten te versterken;
b. de prioriteiten van de te i nancieren prestaties
bepalen en de tarifering verduidelijken;
c. de geneeskundige onderzoeken van de werkne-
mers beter toespitsen op het risicobeheer;
d. de aan dat medisch toezicht onderworpen catego-
rieën van werknemers hervormen;
e. een recht op gezondheidstoezicht instellen voor
alle werknemers.

8. te zorgen voor een ruime bewustmaking van het grote publiek en van de veldwerkers want
a. slachtoffers van misbruiken zijn kwetsbaar en hebben het moeilijk om hun lijden te verwoorden;
b. doorgaans komt de eerste hulp van hun naasten, dat wil zeggen de familie, de vrienden, de huisartsen enzovoor t; die mensen zi jn echter niet al t i jd op de hoogte van de mogelijke demarches en moeten daarover beter
worden ingelicht;
c. op de werkvloer zijn de vertegenwoordigers van de werknemers, zowel het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk als de vakbondsafgevaardigden, de personen die het best in staat zijn om situaties van psychosociaal lijden van werknemers op te sporen en om naderhand een luisterend oor te bieden; die mensen moeten op de hoogte zijn van de mogelijkheden die de slachtoffers worden geboden en moeten hen in voorkomend geval kunnen steunen; daarom zijn de interne preventieadviseurs, de bedrijfsartsen en de humanresourcesmanagers daarbij betrokken;
d. er moet een grootscheepse bewustmakingscampagne worden opgezet met rechtstreekse ontmoetingen tussen enerzijds de FOD Werkgelegenheid, Arbeid
en Sociaal Overleg en anderzijds de managers en de humanresourcesmanagers;

9. meer zichtbaarheid te geven aan de arbeidsinspectie als aanspreekpunt; vaak zijn de werknemers niet op de hoogte van de mogelijkheden waarover zij beschikken als zij het slachtoffer zijn van psychosociale overbelasting; zij zouden zich moeten kunnen wenden tot een “aanspreekpunt” dat hen zou kunnen doorverwijzen; de arbeidsinspectie lijkt daarvoor het meest geschikt;

10. de controles en de inspectie op de volgende
manier te versterken:

— de arbeidsinspectie zou bij elk bezoek aan eenonderneming systematisch moeten nagaan of in de risicoanalyse rekening wordt gehouden met de psy-
chosociale aspecten en of in procedures is voorzien in geval van pesterijen;
— de arbeidsinspectie zou de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk systematisch moeten controleren; dat gebeurt thans onvoldoende;
— er moeten extra arbeidsinspecteurs in dienst worden genomen;
— de politieagenten moeten via een opleiding vertrouwd worden gemaakt met de problematiek van het geweld of van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk, zodat zij het hoofd kunnen bieden aan de ergste gevallen;

11. verschillende lopende onderzoeken van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg inzake het voorkomen van burn-out en van zelfmoord en naar de indicatoren inzake psychosociale belasting voor te
zetten en af te ronden.

Hier kan u de resolutie vinden.