05-05-2018

In ons land leven gemiddeld 140.448 mensen van een leefloon (of equivalent leefloon). Daarvan hebben er meer dan twee op drie een Geïndividualiseerd Project Maatschappelijke Integratie (GPMI) lopen (98.046). Dat blijkt uit een vraag die ik stelde aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie.

Een GPMI is een contract tussen OCMW en de trekker van een leefloon, waarin allerlei afspraken worden vastgelegd, zoals  bv. het volgen van een opleiding, programma’s om van een verslaving af te raken, … met het oog op een maatschappelijke (bv. studies) en/of professionele (re)integratie in onze samenleving. Het meest geschikte GPMI voor een persoon hangt altijd af van verschillende factoren, zoals de persoonlijke situatie en mogelijkheden van de desbetreffende persoon.

Achtergrond
In juli 2016 keurde de Kamer het Wetsontwerp houdende wijziging van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie goed (destijds was dit nog minister Borsus). Voor de wetswijziging, die van kracht is sinds 1 november 2016, was het geïndividualiseerd traject al verplicht voor jongeren onder 25 jaar (die al dan niet nog voltijds studeerden). Het doel van deze wijziging was het hervormen, versterken en verruimen van het GPMI als een begeleidingsinstrument op maat. Er werden drie nieuwigheden ingevoerd. Allereerst een uitbreiding van de verplichte afsluiting van een GPMI. Naast jongeren en studenten onder 25 jaar werd ook de groep leefloners die tot 3 maanden voordien nog geen recht hadden gehad op maatschappelijke integratie als categorie toegevoegd. Ook personen met subsidiaire bescherming werden opgenomen in het toepassingsgebied van deze wet. Tenslotte kan men ook een GPMI opmaken waarin een vrijwillige gemeenschapsdienst is opgenomen. Het is dus zeker niet zo dat alle leefloners dus een GPMI hebben lopen. Enkel voor deze drie bovenvermelde groepen is het GPMI verplicht. Voor andere leefloners is het facultatief. Zij kunnen enkel een GPMI afsluiten met het OCMW als zijzelf of het OCMW dit vraagt en beide partners hiermee akkoord gaan.

Wat zijn de resultaten?
“Het aantal GPMI’s is op een jaar tijd bijna verdubbeld van 53.712 personen met een GPMI in 2016 naar minstens 98.046 personen in 2017. De stijging is vooral opmerkelijk in de groep +25-jarigen. Daar zien we een stijging van 17.037 personen met een GPMI in 2016 naar minstens 50.523 in 2017, m.a.w. het gaat over een verdriedubbeling”, zegt Nahima Lanjri.
Voor meer details over andere doelgroepen zie bijlage.

Gemeenschapsdienst voor leefloontrekkers
Over de gemeenschapsdienst voor leefloontrekkers is al heel wat politiek debat gevoerd. OCMW’s kunnen leefloontrekkers altijd een aanbod doen voor een vrijwillige gemeenschapsdienst, maar dit kan enkel opgenomen worden in het GPMI als de begunstigde hiermee akkoord is. Deze persoon zal dan op vrijwillige basis activiteiten doen die op een positieve manier bijdragen tot zijn of haar persoonlijke ontwikkeling en de samenleving. “Deze gemeenschapsdienst omvat alle activiteiten die vallen onder de vrijwilligerswetgeving, die met andere woorden vrijwilligerswerk zou kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld helpen in de cafetaria van een woonzorgcentrum of boodschappen doen voor ouderen”, zegt Nahima Lanjri. Eens de vrijwillige gemeenschapsdienst is opgenomen in het GPMI, dan is de begunstigde wel verplicht om dit na te leven en de gemeenschapsdienst te verrichten. De gemeenschapsdienst mag verder geen nadelig effect hebben op de beschikbaarheid van de betrokkene voor de arbeidsmarkt.

Toch maken er niet veel OCMW’s gebruik van deze gemeenschapsdienst. In 2017 gaat het om 48 OCMW’s en 113 leefloontrekkers met een GPMI met gemeenschapsdienst.”, aldus Lanjri. “Slechts 48 OCMW’s op 589 OCMW’s, dat is dus nog geen 1 op 10 (8%) die gebruik maakt van de vrijwillige gemeenschapsdienst. Het kan uiteraard wel zijn dat sommige leefloontrekkers gewoon vrijwilligerswerk doen, maar het gaat dan niet over een gemeenschapsdienst.” Voor een algemene inhoudelijke evaluatie is het nog te vroeg. Die is voorzien voor 2019. “De cijfers geven zicht op het aantal GPMI’s die werden afgesloten, maar heel wat van die trajecten lopen nog. Gegevens over de uitstroom naar professionele en/of maatschappelijke integratie (bv. werk, studies, vrijwilligerswerk) zijn er nog niet. De vraag blijft dus of het GPMI voor leefloners ook effectief uitmondt in een job op de reguliere arbeidsmarkt, vrijwilligerswerk, enz.”, besluit Nahima Lanjri.

Bron foto: De Standaard, 05/05/2018

PERS

De Standaard, 5 mei 2018, "Weinig animo voor gemeenschapsdienst" (c)