14-07-2021 - De Nationale Arbeidsraad (NAR) bracht eerder deze week een advies uit voor een duurzame regeling voor het verenigingswerk. Daarmee volgt de NAR mijn voorstel dat ik al in november in het parlement formuleerde. De minister van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke (Vooruit) gaat nu op basis van dit voorstel aan de slag voor een nieuwe definitieve regeling voor het verenigingswerk vanaf 1 januari 2022.

Op 23 april 2020 vernietigde het Grondwettelijk Hof de wet rond het onbelast bijverdienen, de zogenaamde ‘bijkluswet’. Om te voorkomen dat verenigingswerkers op 1 januari 2021 in de kou zouden staan, werd een tijdelijke regeling voor één jaar uitgewerkt die initieel alleen zou gelden voor verenigingswerk in de sportsector. Sinds 8 mei wordt deze tijdelijke regeling ook opengengesteld voor bepaalde activiteiten in de socio-culturele en amateurkunstensector. Daarover werd deze week in commissie een wetsontwerp goedgekeurd. Maar intussen wordt er ook verdergezocht naar een structurele regeling die vanaf 1 januari volgend jaar zou ingevoerd worden.

Verenigingswerkers brengen overal mensen samen, van grootstad tot gehucht. Naast het vrijwilligerswerk is ook het verenigingswerk van onschatbare waarde en onvervangbaar. Het gaat dan om trainers of scheidsrechters in amateurvoetbal, dirigenten in een jeugdkoor of fanfare, begeleiders van schooluitstappen, verstrekkers van lezingen… Het is dan ook essentieel dat we voor 1 januari 2022 een duurzame regeling uitwerken die verenigingswerkers de nodige rechtszekerheid en flexibiliteit biedt.

Daarom lanceerde ik eind november al een voorstel van definitieve oplossing. Concreet komt mijn voorstel neer op het aanpassen van de zogenaamde 25-dagenregel (art. 17 van het KB van 28/11/1969).

Deze regel stelt werkgevers uit de socioculturele en sportsector vrij van het betalen van sociale bijdragen gedurende maximaal 25 dagen per jaar voor bepaalde functies en activiteiten. Het gaat hierbij onder meer over sportmonitoren en animatoren tijdens vakanties of het geven van lezingen. Ook het verenigingswerk zouden we in de toekomst kunnen inpassen in deze reeds bestaande wetgeving die we dan aanpassen op maat van het verenigingswerk. Zo zouden we het aantal dagen moeten omzetten in uren. Verenigingswerkers, zoals bijvoorbeeld dirigenten of trainers, engageren zich immers meestal een aantal uren per week en presteren zelden volledige dagen. Daarnaast moeten we de functies die onder deze regeling vallen dus uitbreiden naar het verenigingswerk dat we willen ondersteunen. Tot slot moeten we zorgen voor een eenvoudig systeem, zonder te veel administratieve rompslomp, zodat het gebruiksvriendelijk is voor verenigingen én verenigingswerkers.

Minister Vandenbroucke gaf eind november ook aan dat hij mijn voorstel een interessante piste vond en liet het verder onderzoeken.

De Nationale Arbeidsraad onderzocht deze problematiek en formuleerde op vraag van minister Vandenbroucke een advies over de toekomst van het verenigingswerk. In het advies dat de NAR gisterenavond formuleerde, volgt hij het voorstel dat ik reeds in november lanceerde. De NAR adviseert een omzetting van de 25-dagenregeling naar 300 uren op jaarbasis met ook extra garanties voor de combinatie met moederschapsrust en studentenarbeid.

Ik ben tevreden dat de minister nu aan de slag gaat met het advies en ik hoop dat hij zo snel mogelijk een definitieve regeling op tafel legt. We mogen niet te lang wachten met de uitwerking van de nieuwe regeling. Er moet immers ook nog een digitale tool uitgewerkt worden voor een eenvoudige registratie van dit verenigingswerk. De betrokken administraties, maar ook de organisaties en verenigingswerkers moeten de tijd krijgen om zich voor te bereiden op de nieuwe regelgeving die dan vanaf 1 januari zal ingaan.

Lees hier het artikel in Knack.