Wetsvoorstel over gezinshereniging krijgt een ticket naar de plenaire

06-04-2011

06-04-2011

Mijn wetsvoorstel over de verstrenging van de criteria voor gezinshereniging werden vrijdag goedgekeurd. Daarvoor was er al een akkoord in de loop van februari maar toen werd er door PS, SP.a en groen-ecolo een advies van de Raad van State vereist. Na de opmerkingen van de Raad van State heeft dezelfde meerderheid, aangevuld met de steun van de sp.a en PS op verschillende punten, nu een subamendement in de commissie Binnenlandse Zaken van de Kamer goedgekeurd dat tegemoetkomt aan deze opmerkingen.

Tegelijkertijd blijven de krachtlijnen van het akkoord overeind. Er worden nu strikte vereisten van huisvesting en inkomen uit eigen middelen opgelegd aan vreemdelingen en Belgen die een partner of echtgenoot uit het buitenland laten overkomen.

De kernpunten :

1. Verstrenging voor zowel Belgen als niet-EU-onderdanen
2. Bewijs van behoorlijke huisvesting.
3. Bestaansmiddelenvereiste die garandeert dat de gezinshereniger kansen krijgt in de samenleving. Inkomsten die afkomstig zijn uit het bijstandstelsel (leefloon, gewaarborgde kinderbijslag) en financiële maatschappelijke dienstverlening alsook de kinderbijslag worden hiervoor niet in aanmerking genomen.
4. Ook schijnsamenwoonst wordt vanaf nu aangepakt
5. Wachttermijn van 12 maanden legaal verblijf voor gezinsvorming
6. Enkel aanvragen vanuit het buitenland
7. 3 jaar controle op alle criteria die in de wet worden voorzien
8. 21 jaar zijn alvorens in aanmerking te komen voor gezinshereniging.

Hier kan u het verslag uit het nieuws vinden.

Hieronder kan u de toelichting vinden:

Toelichting:

Het amendement nr 147 voorzag in diverse wijzigingen van de Vreemdelingenwet in het kader van de gezinshereniging. Dit amendement werd voor advies aan de Raad van State overgemaakt. In haaradvies 49.356/4 van 4 april 2011 heeft de Raad van State diverse opmerkingen geformuleerd metbetrekking tot de voorgestelde wijzigingen.Dit amendement komt tegemoet aan deze opmerkingen maar behoudt tevens de krachtlijnen die doorde voorgestelde wijzigingen in het amendement nr. 147 aan de vreemdelingenwet werden beoogd. Deindieners van dit amendement streven er naar om voorwaarden op te leggen aan de vreemdelingendie in ons land verblijfsrecht hebben en voor Belgische onderdanen om zich met hun partner eneventueel kinderen te herenigen. De bedoeling van deze maatregel bestaat er in om deomstandigheden waarin de gezinshereniging gebeurt in de best mogelijke omstandigheden te latenverlopen en de nieuwkomers samen met de gezinshereniger in betere toekomst in ons land te geven.

Gezinshereniging met een Belg

In haar advies maakt de Raad van State een veralgemeende interpretatie van het arrest Zambrano(Europees Hof van Justitie in de zaak C-34/09). Het arrest wordt in haar lezing uitgebreid naar alleBelgen, terwijl het arrest Zambrano betrekking heeft op het zeer specifieke geval van “Belgischekinderen van jonge leeftijd met illegaal verblijvende ouders” en dus geenszins betrekking heeft op allecategorieën Belgen.Bovendien gaat de Raad van State in haar advies voorbij aan overweging 39 van het arrest Zambranodat uitdrukkelijk aangeeft dat richtlijn 2004/38 van de Europese Raad van 29 april 2004 betreffendehet recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unieen hun familieleden, niet van toepassing is wanneer de betrokkene zich niet naar een andere lidstaatheeft begeven.Verder moet gewezen worden op het feit dat artikel 40ter van de vreemdelingenwet in zijn huidigeversie reeds jaren voorziet in een strengere behandeling voor bepaalde Belgen die zich latenvervoegen. Voor bloedverwanten in opgaande lijn moet de Belgische onderdaan vandaag immersreeds aantonen dat hij over stabiele, regelmatige en toereikende bestaansmiddelen beschikt om tevoorkomen dat zij tijdens het verblijf in het Rijk ten laste vallen van de openbare overheden en dat hijover een ziektekostenverzekering beschikt die de risico's van de betrokken familieleden in België dekt.Deze strengere behandeling voor deze categorie familieleden van Belgen werd in het verleden nooitvernietigd en werd ook nooit als een ongeoorloofde discriminatie gekwalificeerd.Tenslotte gaat de Raad in haar advies niet in op de vaststelling dat de strengere procedure voor eigenonderdanen reeds jaren wordt toegepast in Nederland en dat het Hof van Justitie de Nederlandsesituatie nooit heeft vernietigd.Om echter een technisch antwoord te bieden op het advies van de Raad van State wordt met ditamendement een verdere uitwerking van de bestaande regeling in artikel 40ter voorzien. Eerder dangezinshereniging met Belgen te integreren in artikel 10, wordt hierbij geopteerd om degezinsherenigingvoorwaarden rond bestaansmiddelen, huisvesting, ziektekostenverzekering en deleeftijdsvoorwaarden van 21 jaar voor beide partners te integreren in het artikel 40ter.

Criterium van duurzame en stabiele relatie

De Raad van State geeft aan dat met een verbintenis tot tenlasteneming het duurzame en stabielekarakter van de partnerrelatie niet zou kunnen worden geattesteerd.Het klopt dat de indieners deze tenlasteneming in de vreemdelingenwet wilden invoegen alscontrole-instrument wanneer het een aanvraag tot gezinshereniging betrof voor mensen met eenwettelijk geregistreerd partnerschap. Na diverse maatregelen tegen de schijnhuwelijken en na deinvoeging van de mogelijkheid om een verblijfsvergunning te bekomen op basis van samenwoonst2door de wet van 15 september 2006, wordt echter vaak misbruik gemaakt van deze mogelijkheid omeen verblijfrecht in ons land te bekomen.De redenering van de Raad van State komt trouwens heel merkwaardig over. Het artikel 1477 B.W.stelt immers zeer duidelijk dat de wettelijk samenwonenden wel degelijk verplichtingen tegenoverelkaar hebben, ook voor wat betreft de schulden die elk van hen zouden opbouwen. De verplichtingtot de eventuele terugbetaling van kosten door partners blijft dus onverminderd bestaan in hoofdevan deze bepaling uit het burgerlijk wetboek.Hoe dan ook willen de indieners tegemoet komen aan de opmerkingen rond de tenlasteneming enwerd deze expliciete verwijzing naar deze verplichting dan ook geschrapt in de voorgestelde tekst.Wat de verbintenis betreft om ook de repatriëringskosten ten laste te nemen, moet gewezen wordenop het feit dat dergelijke regeling, in tegenstelling tot wat de Raad schijnt te insinueren,vanzelfsprekend haar rechtsgrond niet vindt in de gezinsherenigingsrichtlijn. Het feit dat er sprake isvan repatriëring is reeds op zich bewijs dat betrokkene niet langer als gezinsherenigers kunnenworden gekwalificeerd. De facto is dan ook de gezinsherenigingsrichtlijn niet van toepassing.Integendeel moet worden vastgesteld dat de voorgestelde maatregel is gebaseerd op dezelfdelogica die vandaag reeds is terug te vinden in de verblijfswet (art. 27, derde lid en art. 74/4).Er wordt bijgevolg voorzien in een wijziging van het artikel 11 waarbij wordt gesteld dat indien blijkt datde vreemdeling en de partner niet meer een gezinsleven onderhouden of wanneer er sprake is vanfraude en de verblijfsvergunning zou worden ingetrokken, de kosten van repatriëring op beide partnerszouden kunnen verhaald worden.

Criterium stabiele, regelmatige en voldoende bestaansmiddelen

Benadrukt dient te worden dat de Raad van State in haar advies geen bemerkingen maakte bij hetbestaansmiddelenbedrag dat wordt vooropgesteld en evenmin bij de regeling die wordt voorzien rondwelke middelen al dan niet in rekening kunnen worden gebracht.De Raad geeft in haar advies enkel aan dat er sprake moet zijn van een “referentiebedrag”. Er magdus geen automatisch criterium worden ingebouwd.De indieners van het subamendement geven aan steeds de intentie te hebben gehad hetbestaansmiddelenbedrag als referentiebedrag voorop te stellen. Zij verwijzen in dit verband ondermeer naar het feit dat zij reeds hadden voorzien in de omzetting van artikel 17 van de richtlijn 2003/86.Deze omzetting werd echter doorgevoerd in artikel 11, §2, laatste lid.Om explicieter in te spelen op de bemerking van de Raad, wordt voorzien in het artikel 10ter, §2 datde beslissing met betrekking tot de aanvraag wordt getroffen, rekening houdende met het geheel vande elementen van het dossier. Het enkele feit of de betrokkene niet voldoet aan de gesteldevoorwaarde tot het hebben van voldoende bestaansmiddelen kan geen automatische uitsluiting zijnvoor het verkrijgen van een verblijfsvergunning in het kader van de gezinshereniging.Vervolgens voorziet de wijziging ook in een procedure wanneer het referentiebedrag niet behaaldwordt. In dat geval zal de Minister of zijn gemachtigde een onderzoek instellen hoeveel debestaansmiddelen moeten bedragen gebaseerd op de individuele noden van de aanvragen en zijngezinsleden. De vreemdeling en de andere Belgische overheidsdiensten moet hiervoor allebescheiden en inlichtingen verschaffen die de Minister of zijn gemachtigde daarom verzoekt om ditbedrag te kunnen vaststellen.

Criterium van behoorlijke huisvesting

De Raad van State stelt in haar advies dat het wetsvoorstel in strijd zou zijn met debevoegdheidsverdeling omdat hiermee de federale wetgever verplichtingen zou opleggen aan dedeelstaten.3De Raad stelt in haar advies dat de voorgestelde basisregeling in strijd zou zijn met debevoegdheidverdeling en dat de federale overheid dus zelf zou dienen te bepalen wat behoorlijkehuisvesting is indien zij wil dat die voorwaarde toegepast zou worden inzake gezinshereniging.De indieners van het subamendement stellen bijgevolg voor om te verwijzen naar de vigerenderegelgeving die vervat zit in de huurwet om vast te leggen dat het onroerend goed aan bepaaldevoorwaarden moet voldoen. De voorgestelde bepaling inzake behoorlijke huisvesting vermeldt heelduidelijk dat het onroerend goed moet voldoen aan deze voorwaarden, rekening houdende met hetaantal gezinsleden die in het goed geherbergd zullen worden. Het komt de Koning toe om vast teleggen welke bewijsmiddelen de vreemdeling moet voorleggen om het bewijs te leveren dat aan dezevoorwaarde voldaan is. Dit kan bvb door een attestering van de burgemeester, of een attestering vaneen Gewestelijke overheid.

Voorafgaande periode 12 maanden vooraleer gezinshereniging

De Raad va State verwijst naar artikel 12, lid 2 richtlijn 2003/86 waaruit volgt dat een bijzondereuitzondering op de wachttermijn van 12 maanden zou moeten worden voorzien voor familieleden vanvluchtelingen. Een wijziging werd in die zin doorgevoerd in zijn algemene bepaling dat dergelijkeregeling ook geldt voor de vreemdeling die de subsidiaire bescherming geniet.

Indienen gezinsherenigingsaanvraag binnen termijn van 1 jaar na erkenningvluchtelingenstatus

In haar advies verwijst de Raad van State naar het arrest nr. 95/2008 van 26 juni 2008 van hetGrondwettelijk Hof. In lijn met dit advies en dit arrest, wordt een aanpassing doorgevoerd zodat, voorminderjarige vluchtelingen die zich door hun ouders laten vervoegen, de gezinshereniging niet langerdient plaats te vinden “in de loop van het jaar na de beslissing tot erkenning van de hoedanigheid vanvluchteling”.Het vermelde arrest nr. 95/2008 geeft daarbij zelf aan dat “Die vernietiging niet belet dat de wetgever,onder meer “in het belang van het economisch welzijn van het land” zou kunnen bepalen dat deouders zelf in staat moeten zijn in hun onderhoud te voorzien, indien zij zich bij hun minderjarig kindwillen voegen”. Deze bepaling wordt voortaan uitdrukkelijk in de wet gekopieerd.